Energie besparen door zomertijd: hoe werkt het?

Elk jaar zetten we eind maart massaal onze klok een uur vooruit: dan gaat de zomertijd in. ’s Ochtends is het dan iets langer donker, en ’s avonds langer licht. Maar besparen we eigenlijk wel echt energie door de zomertijd? 

In de jaren ’70 was de olie ontzettend duur. Olie werd gebruikt om elektriciteit op te wekken. Daardoor steeg de prijs van elektriciteit dus ook. Er werd dan ook gezocht naar manieren om energie te besparen. En zo is in 1977 de zomertijd ingevoerd. Het idee? In de zomer langer gebruikmaken van zonlicht en daardoor energie besparen. Want als het langer licht is buiten, hoeven de lampen minder lang aan ’s avonds. Dat klinkt logisch. Maar besparen we met dat uurtje tijdsverschil nu echt zo veel energie?

Het idee is mooi: door de klok te verzetten gaan de lampen in huis pas een uur later aan. Maar verschillende studies wijzen uit dat er in de zomertijd niet veel verandert in het energieverbruik. Want door de zomertijd staan we ook een uur vroeger op, als het nog donker is. Daardoor doen we de lichten juist eerder aan. Bovendien is de verlichting tegenwoordig veel zuiniger geworden. Lampen verbruiken nu veel minder energie dan in de jaren ’70. In de wintertijd ligt het energieverbruik wel hoger, maar dat ligt meer aan de kortere dagen en de dalende temperaturen. Dan moeten lampen langer branden en de verwarming vaker aan. 

Natuurlijk heeft de zomertijd zo zijn voordelen. Veel mensen vinden het fijn dat het ’s avonds langer licht is. En volgens sommige onderzoekers zou dit ook goed zijn voor de gezondheid. Maar elk half jaar de klok verzetten heeft ook nadelen. Je moet steeds weer wennen aan de nieuwe tijd. Er loopt dan ook al heel lang een discussie binnen de Europese Unie: moeten we niet eens stoppen met de zomertijd? Nederland wil in elk geval dezelfde tijd aanhouden als de landen om ons heen. Want als de werktijden verschillen van onze buurlanden, is dat onhandig bij bijvoorbeeld zakendoen.