Positieve impact nieuwe assets op land vanaf 2025

Biodiversiteit is de term die wordt gebruikt om de verscheidenheid van het leven op aarde aan te duiden. Die verscheidenheid is van groot belang voor een veerkrachtige natuur en een leefbare aarde. Helaas staat de biodiversiteit wereldwijd onder grote druk. Sinds 1970 is de populatiegrootte van vissen, vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen wereldwijd met gemiddeld 73% afgenomen, blijkt uit het Living Planet Report 2024.
Kleine mantelmeeuw Meeuwen

Ons One Planet doel voor biodiversiteit: positieve impact nieuwe assets op land vanaf 2025

Om te voorkomen dat onze impact de biodiversiteit negatief beïnvloedt, wil Eneco voorloper zijn in de energiesector. Eneco heeft daarom als One Planet doel dat vanaf 2025 al haar investeringsbeslissingen voor nieuwe duurzame energiebronnen op land een netto positief effect hebben op de biodiversiteit. Dit betekent dat Eneco zich inspant voor herstel van de biodiversiteit tot minimaal 110% ten opzichte van de staat bij aanvang van het project. Dit bereiken we door bij de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe projecten negatieve effecten op biodiversiteit te beperken en door te investeren in natuurherstel en -ontwikkeling. We gaan waardevolle, meer soortenrijke natuur ontwikkelen in vergelijking met wat er nu aanwezig is. Eneco houdt bij de bouw, uitvoering en ontmanteling van projecten rekening met de lokale impact op biodiversiteit. Biodiversiteit in de keten en bij ontmanteling van een project vallen onder het One Planet domein circulariteit.

Methode

Advies- en ingenieursorganisatie Arcadis heeft voor Eneco de Biodiversity Metric toepasbaar gemaakt voor duurzame energieprojecten. De Biodiversity Metric is een methodiek ontwikkeld door Defra (Department for Environment, Food & Rural Affairs), het ministerie van milieu, voedsel en plattelandszaken van het Verenigd Koninkrijk. De methodiek maakt het mogelijk om voor onze te ontwikkelen zon-, wind- en warmteprojecten in beeld te brengen welke natuurherstelmaatregelen er noodzakelijk zijn om een netto positief resultaat voor biodiversiteit te boeken. Deze aanpak komt bovenop de vereisten vanuit de benodigde vergunningen. Eneco zal in eerste instantie inzetten op het voorkomen van aantasting van natuur. Mocht dit (gedeeltelijk) niet te voorkomen zijn, dan wordt gekeken in hoeverre deze schade kan worden gemitigeerd of natuurherstel kan worden toegepast. Het uitgangspunt is dat er meer dan 110% biodiversiteit terug moet komen dan wat er in de oorspronkelijke situatie aanwezig is. De Biodiversity Metric is momenteel nog niet toepasbaar voor mariene habitats. Arcadis heeft op verzoek van Eneco onderzoek gedaan naar de mogelijkheden hiervoor, de resultaten zullen we gaan bespreken met Defra experts en NGO’s. Vastlegging van biodiversiteitscriteria in de tendervoorwaarden zien we als essentiële voorwaarden om ook bij aanbestedingsprojecten een positieve impact te krijgen op biodiversiteit. Eneco zal zich ervoor inspannen dat deze biodiversiteitscriteria in tenders worden gesteld.

Zeearend

De methode kent 4 stappen:

  • Stap 1 is de waardering van de bestaande habitats vóór de ontwikkeling van een hernieuwbaar energieproject.
  • Stap 2 is een waardering gedaan van de verwachte impact op bestaande en nieuwe habitats na ontwikkeling van het hernieuwbare energieproject.
  • In stap 3 wordt het verschil tussen het resultaat van stap 1 en 2 berekend.
    In stap 4 worden de natuurherstelmaatregelen bepaald die nodig zijn om netto positief te worden na de ontwikkeling van het hernieuwbare energieproject. Met deze maatregelen wordt stap 2 opnieuw gedaan, tot het moment dat in stap 3 het minimale doel van 110% bereikt is. Bij elk project wordt vooraf een natuurherstelplan opgesteld in samenwerking met de lokale gemeenschap, waarin wordt gekeken hoe deze duurzame bron zo goed mogelijk in het landschap kunnen passen en hoe we de natuur en de biodiversiteit (liefst lokaal) kunnen versterken.

Gedragscode Biodiversiteit

In samenwerking met een NGO is de Gedragscode Biodiversiteit (PDF) opgesteld. De Gedragscode Biodiversiteit beschrijft onder andere methodiek, de beperkingen ervan, het toepassingsgebied, de mitigatiehiërarchie en behoudshiërarchie, de keuze van locaties en monitoring.

Monitoring


Na aanleg gaat een beheerplan in, waarin wordt beschreven hoe het natuurbeheer de volgende jaren moet worden uitgevoerd om de natuurdoelen te behalen. Daarnaast wordt via monitoring gecontroleerd of het beoogde natuurherstel ook echt plaatsvindt. Op basis van een monitoringskader wordt per hernieuwbaar energieproject een monitoringsplan opgesteld. Dit monitoringsplan heeft tot doel vooraf afspraken te maken over de te meten indicatoren, meetmethoden en -locatie, timing en regelmaat en rolverdelingen. Als uit de monitoringsresultaten blijkt dat we onze doelen niet gaan halen, geeft dat ons de mogelijkheid om de uitgevoerde acties te evalueren en het beheer tijdig bij te sturen met als doel het gewenste resultaat alsnog te behalen.



Stakeholders
De methodieken om de impact op biodiversiteit van bedrijven te monitoren zijn veelzijdig en nog volop in ontwikkeling. We zijn trots op de samenwerking met Arcadis en de betrokkenheid van NGO’’s in de ontwikkeling van de methode en gedragscode. Ook in de toekomst zullen we NGO’s betrekken bij onze vorderingen in monitoring en mogelijke verbreding van de toepassing van de methodiek op zee.

Luchterduinen Installatie oesterriffen

Overige natuurmaatregelen

Eneco is actief betrokken bij het opstellen van een certificaat Ecocertified Solar Parks. Eneco vervult onder andere de rol van voorzitter van de werkgroep Ecologie bij Holland Solar. Daarnaast zijn in diverse projecten maatregelen uitgevoerd ter verbetering van de biodiversiteit, waarbij habitatherstel voorop staat (GRI 304-3). Voorbeelden zijn de oestermaatregelen bij de windparken op zee Borssele III en IV en Luchterduinen, het broedeiland voor de visdieven van Windpark Delfzijl Noord en de aanleg van struweel en bos bij Windpark Bosruitertocht in Zeewolde.

Door geschikt habitat te creëren kunnen veel diersoorten nieuw leefgebied vinden, waarmee hun populatie een lokale boost kan krijgen. In het geval van de oestermaatregelen, het creëren van nieuwe oesterbanken van platte oesters in de Noordzee, wordt zelfs een stap verder gegaan. Platte oesters zijn zogenaamde systeembouwers. Dit zijn diersoorten die essentieel zijn voor het vormen van een habitat en in sommige gevallen ook zelf een habitat vormen.

De oesterbanken bestaan weliswaar uit oesters, maar de structuur van de oesterbanken vormt zelf ook leefgebied voor jonge vissen en tal van ongewervelden. Een vierde voorbeeld is Ecowende: Eneco heeft samen met Shell in de joint venture Ecowende de tender voor het offshore windpark Hollandse Kust (west) gewonnen. Bijzonder aan dit windpark is de rol van ecologisch onderzoek en de toepassing van diverse maatregelen om mogelijke negatieve impact van een windpark in de Noordzee te verminderen en natuurversterking juist te stimuleren.

Significante effecten

Significante effecten op beschermde natuurwaarden moeten zoveel mogelijk worden uitgesloten (GRI 304-2). Als definitie voor significante effecten hanteren wij de formulering zoals die binnen de Europese wet- en regelgeving wordt gehanteerd voor de bescherming van Natura 2000-waarden. Er is sprake van significante gevolgen als het plan of project het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen bemoeilijkt. Deze doelstellingen zijn vastgelegd in de aanwijzingsbesluiten voor de Natura 2000-gebieden. Daarnaast geldt dat een afname van 1% of meer van een populatie van een soort eveneens als significant effect wordt beschouwd.

Binnen de huidige operationele assets zijn geen significante negatieve effecten te verwachten op habitatniveau, omdat alle assets van Eneco buiten Natura 2000-gebieden met beschermde habitats gebouwd zijn. Een risico op een significant effect op soortniveau bestond bij het windpark Maasvlakte ll voor de kleine mantelmeeuw, zilvermeeuw en visdief. Deze drie soorten broeden op de Maasvlakte en vliegen door het windpark naar zee om te foerageren en weer terug, en lopen daarbij het risico om gewond geraakt of gedood te worden door het windpark. Om het risico op een significant effect op de hier betrokken soorten uit te kunnen sluiten is daarom een start-stopmechanisme in werking, dat gekoppeld is aan een radarsysteem waarmee de betrokken vogelsoorten kunnen worden gedetecteerd. Dit heeft geleid tot het tijdelijk stopzetten van de windmolens in het broedseizoen, als de meeste impact te verwachten is. De windmolens stonden op momenten van veel vogelbewegingen stil, met name in de vroege ochtend en aan het einde van de dag. Uit voorbereidend onderzoek is gebleken dat dit de uren zijn dat de meeste vogelbewegingen te verwachten zijn. Op dit moment wordt nog steeds onderzoek gedaan naar de vliegbewegingen. De resultaten van dit onderzoek worden verder gefinetuned met behulp van nieuw onderzoek (het zenderen van broedvogels op de Maasvlakte) en dienen als voorbeeldproject voor toekomstige ontwikkelingen.

Kleine mantelmeeuw

Rode Lijst-soorten

De IUCN Rode Lijst van bedreigde soorten is de meest uitgebreide en meest gebruikte informatiebron over de status van dier- en plantensoorten. Door te laten zien welke soorten het grootste risico lopen op uitsterven, vormt de Rode Lijst een belangrijk uitgangspunt voor natuurbescherming en natuurbeleid (GRI 304-4). In de Europese lidstaten zijn de Rode Lijsten vertaald naar nationaal niveau, waarbij vaak extra soorten zijn toegevoegd indien deze soorten in het betreffende land onder druk staan. De categorieën van de landelijke rode lijsten zijn gelijk aan die van de IUCN.

Op de Rode Lijst van bedreigde vogels staan twee soorten in de categorie "gevoelig” waar we mee te maken hebben: de zeearend en de visdief. Recentelijk is een zeearend tegen een windmolen aangevlogen in Windpark Zeewolde, een groot windmolenpark met meerdere partijen. Eneco heeft hier vier windmolens. Met alle partijen is overgegaan tot de aanschaf van een cameradetectiesysteem (BioDiv), waarmee zeearenden kunnen worden waargenomen en de windmolens in het vliegpad van de zeearend direct kunnen worden stilgezet. Visdieven hebben een verhoogd risico tot aanvaringen op de Maasvlakte en bij Delfszijl. Voor deze soort wordt in windpark Maasvlakte ll tijdelijke stopzetting op maat toegepast ten tijde van het broedseizoen en is bij Delfszijl een speciaal broedeiland aangelegd waar de visdieven optimaal van profiteren.

Voor een toelichting op de gebruikte begrippen op deze pagina klik je hier.